51 - Het einde van de ongerechtigheid
Er is een grens gesteld aan de heerschappij van zonde in deze wereld. De tegenwoordige immoraliteit en ongerechtigheid zal niet voor altijd duren. Steeds opnieuw wordt in de Bijbel verklaard dat God op wonderbaarlijke, krachtige en openlijke wijze zal handelen opdat het kwaad volkomen zal worden overwonnen. Dit is in feite de eerste belofte in het Woord van God. We zullen dat inzien als we begrijpen dat het Hebreeuwse woord dat met “vermorzelen” is vertaald in Genesis 3:15 “overstromen” betekent en dat het woord “kop” de betekenis heeft van een stromende bron. Degene Die het zaad van de vrouw is zal alle kwaad waarvan Satan de bron is eenmaal overstromen.
Er staat in Psalm 10:15 een gebeid dat het einde laat zien van de ongerechtigheid. “Verbreek de arm van de goddeloze en boze, straf zijn goddeloosheid, totdat Gij ze niet meer vindt.” Dit is wat wij wensen dat God doet. De “arm” is in de Schrift gewoonlijk het symbool van kracht of macht. De sterkte en de macht van boze mensen in deze tijd is beangstigend om over na te denken. Deze zullen door God worden gebroken.
In Psalm 37:9 worden waarschuwing en belofte verweven: “Want boosdoeners worden uitgeroeid, maar wie de HERE verwachten, zij zullen het land beërven.” God zal spreken en de boze daden zullen stoppen.
Het einde van de ongerechtigheid omvat ook wat door de natiën wordt gedaan. “Volkeren woedden, koninkrijken wankelden, Hij verhief zijn stem, de aarde versmolt” (Psalm 46:7). “Die oorlogen doet ophouden tot het einde der aarde, de boog verbreekt, de lans stukslaat, de strijdwagens met vuur verbrandt” (Psalm 46:10).
Na een beschrijving van enkele kwade dingen die door mensen worden bedreven, zegt de Psalmist: “Maar plotseling treft God hen met een pijl; daar zijn nu hun wonden” (Psalm 64:8). Deze daad van God verandert hen van daders van het kwaad tot veroordelers van het kwaad in henzelf. “Hun tong doet hen over zichzelf struikelen” (Psalm 64:9).
Het einde van de ongerechtigheid en wat dat einde tot stand brengt, wordt ons verteld in Psalm 76:9 “Uit de hemel deedt Gij het oordeel horen, de aarde vreesde en werd stil.” In verband hiermee lezen we: “De oprechten zien het en verheugen zich, alle onrecht sluit de mond” (Psalm 107:42).
De profeet Jesaja zegt: “als de vijand zal komen gelijk een stroom, zal de Geest des HEEREN de banier tegen hen oprichten” (Jesaja 59:19, St.Vert.). Let erop dat dit het werk van Gods Geest is.
Paulus ten slotte verklaart met nadruk, nadat hij het kwaad dat de laatste dagen van de tegenwoordige bedeling zal kenmerken: “Maar zij zullen niet meerder toenemen” (II Timotheüs 3:9, St.Vert.). En het is duidelijk dat deze boze mensen worden gestopt wanneer God het licht aandoet.
Otis Q. Sellers
Printer-vriendelijke pagina